Speleomantes strinatii
Amphibia → Urodela → Plethodontidae → Speleomantes → Speleomantes strinatii
Canferèstru, Cansinistru
Strinati's grotsalamander is een buitengewone longloze urodelen-amfibie, die uitsluitend kan ademen via de huid en het slijmvlies van de mond.
Hij bereikt een lengte van 7–13 cm, inclusief de staart, en heeft een donkergrijze buik die contrasteert met een bruine of grijze rug met okerkleurige vlekken, die variëren tussen individuen en populaties.
De ledematen zijn kort, stevig, gedeeltelijk zwemvliesachtig aan de tenen en aangepast aan het verkennen van natte en gladde oppervlakken.
Een belangrijk diagnostisch kenmerk is de nasolabiale groeve, zichtbaar onder vergroting: een dun kanaaltje dat loopt van de mondhoeken tot aan de basis van de neusgaten, essentieel voor het transport van feromonen en de chemische waarneming van de omgeving.
Seksueel dimorfisme is duidelijk bij volwassen mannetjes, die een elliptische mentale klier hebben die wordt gebruikt tijdens de balts.
Speleomantes strinatii vangt prooien door een snelle extensie van de gesteelde tong, die ver voorbij de lengte van de kop kan worden uitgestoken, wat snelle vangsten mogelijk maakt, zelfs in het volledige duister van spleten.
Tijdens geschikte perioden kan hij ook buiten grotten worden waargenomen, onder stenen, rottend hout en nabij beekjes.
Strinati's grotsalamander is de enige Ligurische vertegenwoordiger van de familie Plethodontidae, een groep die voornamelijk in Amerika voorkomt en wordt gekenmerkt door het ontbreken van longen.
In Italië omvat het geslacht Speleomantes zeven soorten, waarvan er vier endemisch zijn voor Sardinië, terwijl drie taxa op het vasteland voorkomen: S. strinatii, S. ambrosii en S. italicus.
Speleomantes strinatii is beperkt tot de Ligurische boog en aangrenzende gebieden van Zuid-Piemonte, met gefragmenteerde populaties in diepe dalen, karstgebieden en beboste zones.
In de provincie Savona komt hij vooral voor op kalksteenbodems, van zeeniveau tot ongeveer 1.300 meter hoogte, en past zich aan zowel karstgebieden in het binnenland als aan kustgrotten aan.
Op het Beigua-massief lijkt hij afwezig te zijn, ondanks een oud en geïsoleerd waarnemingsverslag.
Deze amfibie geeft de voorkeur aan natuurlijke en kunstmatige ondergrondse omgevingen—grotten, spleten, karstholtes of verlaten mijnen—allemaal gekenmerkt door een zeer hoge luchtvochtigheid en stabiele temperaturen, vaak tussen 8 en 15 °C.
Op vochtige of regenachtige dagen kan hij echter ook buiten worden aangetroffen, verscholen onder stenen, hout of in het strooisel van mesofiele bossen en langs beekoevers.
De provincie Savona biedt, dankzij de wijdverspreide aanwezigheid van kalksteen en karstverschijnselen, talrijke gunstige habitats voor Speleomantes: hier toont het dier een grote aanpassingsvermogen door gebruik te maken van scheuren, spleten en elk onderkomen dat vocht kan vasthouden.
Hij komt zelden voor in offiolitische omgevingen, vanwege het geringere potentieel voor geschikte holtevorming.
Strinati's grotsalamander is een uitgesproken vochtminnende soort, actief alleen wanneer de relatieve luchtvochtigheid bijna verzadigd is.
Hij leidt een teruggetrokken en vooral nachtelijk leven, maar kan in milde seizoenen ook overdag worden waargenomen, vooral in de diepste, vochtigste delen van grotten.
De activiteit gaat het hele jaar door, met een piek in de zomer en een afname in de koudere maanden.
Jonge dieren en volwassenen gebruiken verschillende microhabitats: juvenielen blijven meestal dicht bij de ingang van grotten, waar de omstandigheden minder stabiel maar het voedselaanbod groter is; volwassenen geven de voorkeur aan diepere, meer beschermde schuilplaatsen.
De voortplanting vindt plaats in het voorjaar en wordt gekenmerkt door een langdurige balts: het mannetje omhelst het vrouwtje van achteren, waarbij hij haar kop en nek omwikkelt en vaak haar kin streelt.
Na de bevruchting legt het vrouwtje 6 tot 14 eieren in goed beschermde holtes in de bodem, waarbij ze bij het legsel blijft tot het uitkomt (ongeveer 10 maanden later): dit ouderlijke gedrag is uniek onder Europese amfibieën.
Strinati's grotsalamander is een gespecialiseerde predator van kleine terrestrische ongewervelden.
Onderzoek in de Ligurische Apennijnen toonde aan dat het dieet wordt gedomineerd door limoniide vliegen, die vaak meer dan 80% van de prooien uitmaken.
Het dieet kan af en toe ook andere insecten (kevers, motten), spinnen en kleine terrestrische kreeftachtigen omvatten.
De belangrijkste bedreigingen voor de soort zijn veranderingen in het leefgebied (zoals vervuiling, verstening, overmatige speleologie en illegale verzameling), samen met langere perioden van droogte als gevolg van klimaatverandering.
Een bijkomend risico is de introductie van ziekteverwekkers, waaronder schimmels die chytridiomycose veroorzaken (Batrachochytrium dendrobatidis), hoewel er recentelijk geen massale sterfte is gemeld in de lokale populatie.
Speleomantes strinatii bezit het opmerkelijke vermogen om verloren ledematen te regenereren na een trauma.
Dit fenomeen is zowel in het laboratorium als in het wild uitgebreid bestudeerd, wat de hoge regeneratieve plasticiteit bevestigt die bijdraagt aan het succes van de soort in kwetsbare ondergrondse omgevingen.