Natrix helvetica
Reptilia → Squamata → Serpentes → Colubridae → Natrix → Natrix helvetica
Bissa d'aegua, Biscia d'acqua
De ringslang ( Natrix helvetica ) is een middelgrote tot grote slang, bekend om zijn slanke uiterlijk en de opvallende kleurvariaties van sommige Ligurische populaties.
De kop is ovaal en duidelijk te onderscheiden van de nek, gekenmerkt door grote ogen met ronde pupillen en gekielde schubben die het lichaam een aangename ruwheid geven.
Het is een uitgesproken dimorfe soort: vrouwtjes kunnen lengtes bereiken van 120–150 cm en uitzonderlijk tot 200 cm, terwijl mannetjes slanker zijn en zelden langer worden dan 100–120 cm.
De basiskleur varieert van grijs-olijf tot bruin, vaak met een afwisselende reeks donkere vlekken aan de zijkanten van de rug.
Kenmerkend is de bleke, halvemaanvormige kraag die varieert van wit tot gelig, gevolgd door opvallende zwarte vlekken achter de kop, die bij juvenielen nog duidelijker zijn door hun meer contrasterende tekening.
De buik is witgeel, bezaaid met onregelmatige zwarte vlekken.
In de provincie Savona en West-Ligurië is de ringslang ( Natrix helvetica ) vrijwel overal aanwezig in geschikte leefgebieden, van zeeniveau tot 1500 m hoogte.
Ze komt voor in alle belangrijke stroomgebieden, met grotere populaties in de vochtige heuvels en bergen van het binnenland.
In kustgebieden is de versnippering van populaties sterker, vaak als gevolg van habitatverlies door verstedelijking.
De soort geeft de voorkeur aan waterrijke omgevingen zoals:
Het is niet ongewoon dat de ringslang zelfs sterk verstedelijkte gebieden koloniseert, mits er een constante waterbron aanwezig is.
De ringslang is een dagactieve en volledig terrestrische slang, bekend om zijn grote snelheid en een schuchtere maar alerte aard.
De activiteit begint met de eerste lentewarmte, meestal al begin maart, en gaat door tot het begin van de winterrust, die afhankelijk van de klimatologische omstandigheden eind oktober of zelfs in november kan beginnen in de warmste gebieden.
Het voortplantingsseizoen start in het late voorjaar: het mannetje is territoriaal, en het vrouwtje leeft doorgaans in hetzelfde gebied.
Na de paring legt het vrouwtje tot 20 eieren in natuurlijke holtes of onder stenen, schors en puin, ook van menselijke oorsprong.
De jongen komen uit tussen september en oktober, zijn dan al actief en kunnen lengtes bereiken van 25 cm.
De ringslang ( Natrix helvetica ) is een overwegend carnivore reptiel met een opmerkelijk aanpassingsvermogen qua dieet, waarbij zowel aquatische als terrestrische omgevingen worden benut. In de beken en poelen van Ligurië voedt ze zich vooral met kikkervisjes, kikkers, salamanders en, minder vaak, kleine vissen. Bij grotere prooien, zoals volwassen kikkers of grotere vissen, brengt de ringslang deze meestal aan land voordat ze worden ingeslikt, om zo het risico te verkleinen dat de prooi in het water verloren gaat. Op het land breidt het dieet zich uit met kleine zoogdieren, salamanders, padden en kleine hagedissen, vooral in bosrijke gebieden of vochtige weiden.
Jonge dieren vertonen een meer gevarieerd en opportunistisch dieet dan volwassen exemplaren en vullen hun voedsel aan met kleine ongewervelden zoals insecten, regenwormen en spinachtigen. De predatie verloopt snel: prooien worden meestal levend doorgeslikt, verdoofd door het speeksel dat licht toxische eigenschappen heeft. Voor anurane amfibieën is de sliktechniek uniek: ze worden gegrepen en ingeslikt vanaf de achterpoten, in tegenstelling tot andere prooien die met de kop eerst worden doorgeslikt.
In de natuur wordt de ringslang door talrijke predatoren belaagd. Dit zijn onder andere dagroofvogels, zoals de slangenarend (Circaetus gallicus), carnivore zoogdieren (zoals de vos, Vulpes vulpes), en andere slangen. In aquatische habitats vormen grote roofvissen zoals de snoek (Esox lucius) een extra risico, vooral voor jonge dieren.
Toch blijft de menselijke druk de grootste bedreiging. Mensen doden de ringslang vaak per ongeluk, omdat ze haar verwarren met de gevreesde adder ( Vipera aspis ). De achteruitgang en het verdwijnen van wetlands, het droogleggen van poelen en sloten, en het intensieve gebruik van pesticiden, herbiciden en andere chemische middelen (insecticiden, mollusciciden) leiden tot een afname van de populaties, doordat de noodzakelijke leefgebieden voor het voortbestaan en de voortplanting van de soort worden aangetast of vervuild. Ook zijn er gedocumenteerde gevallen van verkeersslachtoffers, vooral tijdens het voortplantingsseizoen.
Wanneer de ringslang zich bedreigd voelt, vertoont ze een buitengewoon scala aan verdedigingsgedragingen die veel verder gaan dan simpelweg vluchten. Aanvankelijk kan ze sissen en dreigende houdingen aannemen, waarbij ze een aanval simuleert—maar daadwerkelijk bijten is zeldzaam en gebeurt alleen in extreme situaties, zoals bij directe vangst. Als de dreiging aanhoudt, kan ze spectaculaire strategieën toepassen: het opbraken van een recent gegeten prooi om zichzelf minder aantrekkelijk te maken, het uitscheiden van een bijzonder stinkende vloeistof uit de cloacaalklier, overvloedig ontlasten en de uitwerpselen over zichzelf en de potentiële belager verspreiden.
Misschien wel het meest verrassende is de schijndood (thanatose): de ringslang blijft onbeweeglijk op haar rug liggen, opent haar bek wijd, laat de tong hangen en staart met een glazige blik, waarmee ze een doodtoestand nabootst. Deze altijd overtuigende simulatie brengt predatoren vaak in verwarring, waardoor ze hun aanval staken. Deze strategie, ook bekend bij andere soorten van het geslacht Natrix, blijkt bijzonder effectief tegen onervaren of opportunistische vijanden.